Het is recessie
en er heerst werkloosheid. Vooral ook in de informatie- en it-sector.
Daar zien we minder personeelsadvertenties, en veel werklozen bieden
zich aan. Wat opvalt, is dat men vaak eigen namen voor beroepen en competenties
verzint. Sommige zijn duidelijk, vele echter niet. Misschien onderscheiden
ze, maar in werkelijkheid lijkt het of niemand meer weet wat de competentie
van een informatiekundige of it'er is of dient te zijn.
Namen voor functies
en beroepen in onze sector zijn al jaren niet voldoende om te weten
waar je het over hebt. Steeds weer dien je uit te leggen waar een naam
deze keer voor staat. Een informatieanalist die veel weet van websites,
C++ en Oracle, is iemand anders dan een informatieanalist die bedreven
is in het conceptueel modelleren van informatie. Rond 1990 hebben 2500
leden van de Vereniging voor Register Informatici samen via hun profiel
3000 verschillende beroepsnamen en specialismen opgegeven, inclusief
homo- en synoniemen. Het probleem is dus al oud en bekend.
Het Ministerie van
Economische Zaken heeft uitgerekend dat Nederland ongeveer 200.000 it'ers
heeft. Dat getal is geflatteerd omdat nogal wat deeltijd it'ers meegeteld
worden. Nu wordt in Europa gesproken over tussen de 39 (EISS) en 57
(SFIA) beroepen in de informatiekunde en it. Het is dan ook ongelofelijk
dat 200.000 Nederlandse it'ers honderden of zelfs duizenden namen gebruiken
voor beroep, specialisme en competentie. Dit veroorzaakt veel spraakverwarring,
het is onduidelijk en het is uiteindelijk slecht voor de werkgelegenheid.
Al jaren wordt gewerkt
aan het helder krijgen van waar we het nu eigenlijk over hebben. Daarbij
werd eerst over functies gesproken, later werden dat functie-elementen,
taken, rollen en competenties. Dat heeft prima uitwerkingen opgeleverd.
Het blijft echter theorie als het niet naar de praktijk vertaald wordt.
Dat is (nog) niet gebeurd en een en ander dreigt nu in schoonheid te
sterven. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Anders gezegd: we
hebben veel kennis opgebouwd, maar blijken weer niet in staat om die
naar de praktijk te vertalen. Het werkt niet om per organisatie uit
te zoeken wat een passend functiehuis is. Het resultaat is dat de functiehuizen
van een ABN Amro, KPN, Shell of Philips dan te weinig op elkaar lijken
omdat elke organisatie nu eenmaal anders is en werkt. Zo worden die
homo- en synonieme namen gecreëerd.
Hoe pakken we dit
aan? Door structurele vak- en beroepsvorming. Europa is ons daarin dus
voorgegaan, door een verzameling van beroepen en competenties, e-skills,
aan te wijzen als standaard. Ongeacht of die standaard goed of slecht
is, het geeft duidelijkheid. Waarom hebben we hem dan nog niet geadopteerd?
Omdat we het beter weten.
Die standaard dient
overigens nog uitgewerkt en aangevuld te worden. Met de kennis die we
in de laatste jaren over functies, taken, rollen en competenties opgebouwd
hebben, kunnen we een kritieke rol spelen en meehelpen om een verbeterde
volgende versie te creëren. Nederland kennisland.
Daarnaast is het
vormen van beroepsgroepen voor de informatie- en it-sector cruciaal
om gemaakte afspraken door te vertalen naar passende opleidingen en
de beroepspraktijk. Nederland heeft al een flink aantal beroepsverenigingen.
Die zijn echter ontstaan uit interesse in bepaalde it-onderwerpen. Samen
groeperen ze op dit moment naar schatting tussen de 5 en 7% van de Nederlandse
it'ers. Dat is weinig, maar wel logisch. De bestaande beroepsverenigingen
hebben immers zelf 'ondernomen' en een eigen organisatie rond een onderwerp
opgebouwd. Meestal met hoogstens minimale hulp van buiten. Het is nu
hoog tijd om dat te gaan veranderen. Over innovatie gesproken!